Zeer grofweg heb je m.i. 2 soorten draaiwerk:
1. tussen de centers
2. opgespannen in een vierklauw (evt. ondersteund door een meedraaiend tegencenter)
Bij (langs)hout (vierkant, rechthoeking, ongelijkvormig) tussen de centers kan je over het algemeen met een meenemer en meedraaiend tegencenter aan de slag. Dit zijn ook de standaard accessoires die bij een nieuwe draaibank worden meegeleverd. Indien gewenst, kan een ronde voet van de juiste maat gedraaid worden om werkstuk op te spannen in een vierklauw (bijv. tbv uithollen).
Bij dwarshout (bijv. voor een bord, schaal of vaas) begin je over het algemeen ook met een opgeschroefde faceplate, ingedraaide wormschroef of een zogenaamde (big) spur. Daarmee heb je voldoende mogelijkheden om het werkstuk eerst rond te draaien en van een voet te voorzien. Vervolgens kan je het opspannen in een passende vierklauw.
Bij grotere werkstukken is een vierklauw beter voor een veilige aandrijving (momentum). Idem voor een opgeschroefde faceplate, maar die zal er toch een keer afmoeten als je aan die kant moet gaan draaien.
Uiteraard zijn er allerlei hulpstukken te koop dan wel zelf te fabriceren. Als ik "klemmen in twee gecenterde paren" goed begrijp, zijn daar ook wel DHZ-voorbeelden te vinden. Kijk bijvoorbeeld eens naar het hulpstuk dat in dit filmpje wordt gedemonstreerd:
Met de vele beschikbare accessoires voor de houtdraaibank ontgaat mij de toegevoegde waarde van links en rechts draad. Op het tegencenter worden bijna altijd meedraaiende onderdelen gebruikt. De enige uitzondering hierop, die ik nu kan bedenken, is een boorkop.