Een grondschaafje gemaakt van een blokje beuken en een beitel uit zo'n ouderwetse houten veerploeg. Het model heb ik gekopieerd uit het boek over de Seaton chest uit 1797.
Eerst het gat boren voor de beitel en de wig. Ik boor voor de helft van boven en voor de helft van onderen, dan komen ze redelijk in elkaars verlengde uit. Dan het gat voor de spaanders vanaf de bovenkant boren. De beddingshoek van de beitel is ongeveer 65 graden, het gat voor de spaanders is iets steiler, 70 -80 graden.

Verder heb ik geen foto's gemaakt tijdens het bouwen. Het is een kwestie van het gat vierkant uitsteken, de bedding en het vlak voor de wig mooi vlak maken en de ronde voorkant maken met profielschaafjes.
Dan heb je dus een grondschaafje die er nu eens wat anders uitziet dan de grondschaven zoals de Stanley #71. Door de hoge bedding van de beitel schraapt hij meer, wat wel eens een voordeel kan zijn.

En de onderkant met de uitstekende beitel. De Engelsen noemen dit een Old Wifes Tooth, omdat het wel lijkt op een mummelbekkie waarin nog maar 1 tand overgebleven is.

Eerst het gat boren voor de beitel en de wig. Ik boor voor de helft van boven en voor de helft van onderen, dan komen ze redelijk in elkaars verlengde uit. Dan het gat voor de spaanders vanaf de bovenkant boren. De beddingshoek van de beitel is ongeveer 65 graden, het gat voor de spaanders is iets steiler, 70 -80 graden.

Verder heb ik geen foto's gemaakt tijdens het bouwen. Het is een kwestie van het gat vierkant uitsteken, de bedding en het vlak voor de wig mooi vlak maken en de ronde voorkant maken met profielschaafjes.
Dan heb je dus een grondschaafje die er nu eens wat anders uitziet dan de grondschaven zoals de Stanley #71. Door de hoge bedding van de beitel schraapt hij meer, wat wel eens een voordeel kan zijn.

En de onderkant met de uitstekende beitel. De Engelsen noemen dit een Old Wifes Tooth, omdat het wel lijkt op een mummelbekkie waarin nog maar 1 tand overgebleven is.
