@Pel, zal een poging ondernemen om één en ander wat te verduidelijken
Een houten scheepsromp kan op twee manieren bekleed worden met huidgangen, overnaads of gladboordig (karveel) Dit laatste begrip is wel duidelijk denk ik, alle huidplanken komen vlak op de spanten te zitten, dit levert een gladde romp op. Bij een overnaadse dekking komt de ene huidgang op de andere te liggen, zoals dakpannen. MAAR, aan voor- en achtersteven moeten die "dakpannen" toch in één vlak komen te liggen om mooi te kunnen aansluiten op de stevens. Om van overnaads naar gladboordig te gaan word bij de onderliggende gang een sponning geschaafd aan de buitenzijde, die begint op een 500mm van het einde en verloopt van 0 naar halve dikte. De bovenliggende gang krijgt een corresponderende sponning maar nu aan de achterzijde, ook hier verloopt de sponningdiepte van 0 naar halve dikte. Eens klaar vallen beide delen nu mooi in elkaar en zorgen er zo voor dat voor- en achteraan de overnaadse gangen nu gladboordig eindigen.
In het verlengde van de sponningen voor- en achteraan word er een vlak kantje aan de gang geschaafd, de zogenaamde overlap, wat nodig is om een mooi passend contactvlak te krijgen tussen beide gangen. De passing van dit contactvlak staat borg voor de later waterdichtheid van de romp! Eens de gangen geklonken word de voeg dan mooi dicht gedrukt eens het hout nat word en begint te zwellen.
De sponningen en landingen moeten aangebracht worden alvorens de gangen te stomen en te plooien, maar eens geplooid kan er nauwelijks nog iets aangepast worden! Het moet dus wel passen van de eerste maal
