Al lange tijd is er discussie over het woord reischaaf of rijschaaf.
Niet alleen in het forum, maar ook onder houtbewerkers onderling.
Welk woord is goed en welk is fout vragen sommigen zich af.
Hieronder een uitleg van een Nederlands taaldeskundige.
De digitale Van Dale zegt:
rei•schaaf
de
eerste editie 1864, Van Dale zegt:
rei•schaaf
1•zie reeschaaf
En als je dan kijkt bij 'reeschaaf', staat er:
- reeschaaf
ree•schaaf
de
van rei (geschaafde lat)
eerste editie 1864
1• schaaf met een blok van 70 cm lengte en twee handvatten, om reeds geschaafd hout te polijsten
vormvariant: reischaaf
De eerste editie van Van Dale, uit 1864, zegt:
Reeschaaf, Rijschaaf, v. (...aven), schrijnwerkersgereedschap.
De van rei (geschaafde lat)
Het werkwoord 'afreien' of 'afrijen' staat niet in die eerste druk.
Duidelijk is dat het vroeger zowel met 'ee' als met 'ij' mocht.
afreien
af•rei•en
overgank. werkw.; reide af; h. afgereid
1•vlak afwerken
En taal is aan verandering onderhevig maar, keuze is gemaakt dat het nu met 'ei' moet.
De schrijfwijze: rijschaaf is dus fout, en is heel oud Nederlands.
Alleen juist zijn: reischaaf en reeschaaf.
______________________________________________________________________________________
Oorsprong van de lange ij:
Hoe is onze lange ij ontstaan?
De ij is van oorsprong een verlengde i.
Woorden als prijs en schijnen werden in de Middeleeuwen geschreven als prise en schinen.
Om in de schrijftaal duidelijker aan te geven dat deze i lang moest worden uitgesproken,
verdubbelde men hem: priise, sc(h)iint ('schijnt').
Later kreeg de tweede i een haaltje (j).
Dat was mede omdat er in de Middeleeuwen vaak geen punt op de i werd gezet en ii soms verward werd met de u.
Vanwege die verwarring met de u raakte overigens ook de y (de i-grec),
in sommige woorden in gebruik als schriftelijke weergave van een [ie]-klank.
Het woord wijf (in de Middeleeuwen uitgesproken als [wief]) kon volgens,
Nicoline van der Sijs (in haar boek Taal als mensenwerk.
De geschiedenis van het ABN) geschreven worden als wif, wiif, wyf en wief.
In de loop van de zestiende eeuw veranderde de uitspraak van de ij: van [ie] naar [ei].
De ei is ontstaan uit een e voor woorden met -nd of -nt
(wij zeggen einde, maar het Duits nog steeds Ende),
uit de Germaanse lettercombinatie egi (zo kennen wij zeil en het Duits Segel),
of uit de combinatie ai (heide, naast het Gotische haidi).
De ei werd vroeger uitgesproken als [ee] en later als [ai].
Tussen 1500 en 1700 veranderde de uitspraak in [ei].
Het gevolg van dit alles was dat rond 1700 de uitspraak van de ei en ij samenviel.
Daarmee kwamen ook de spellingproblemen: is het nu peil of pijl, reizen of rijzen?
Het onderscheid tussen ei en de ij is op schrift altijd blijven bestaan.
Niet alleen in het forum, maar ook onder houtbewerkers onderling.
Welk woord is goed en welk is fout vragen sommigen zich af.
Hieronder een uitleg van een Nederlands taaldeskundige.
De digitale Van Dale zegt:
rei•schaaf
de
eerste editie 1864, Van Dale zegt:
rei•schaaf
1•zie reeschaaf
En als je dan kijkt bij 'reeschaaf', staat er:
- reeschaaf
ree•schaaf
de
van rei (geschaafde lat)
eerste editie 1864
1• schaaf met een blok van 70 cm lengte en twee handvatten, om reeds geschaafd hout te polijsten
vormvariant: reischaaf
De eerste editie van Van Dale, uit 1864, zegt:
Reeschaaf, Rijschaaf, v. (...aven), schrijnwerkersgereedschap.
De van rei (geschaafde lat)
Het werkwoord 'afreien' of 'afrijen' staat niet in die eerste druk.
Duidelijk is dat het vroeger zowel met 'ee' als met 'ij' mocht.
afreien
af•rei•en
overgank. werkw.; reide af; h. afgereid
1•vlak afwerken
En taal is aan verandering onderhevig maar, keuze is gemaakt dat het nu met 'ei' moet.
De schrijfwijze: rijschaaf is dus fout, en is heel oud Nederlands.
Alleen juist zijn: reischaaf en reeschaaf.
______________________________________________________________________________________
Oorsprong van de lange ij:
Hoe is onze lange ij ontstaan?
De ij is van oorsprong een verlengde i.
Woorden als prijs en schijnen werden in de Middeleeuwen geschreven als prise en schinen.
Om in de schrijftaal duidelijker aan te geven dat deze i lang moest worden uitgesproken,
verdubbelde men hem: priise, sc(h)iint ('schijnt').
Later kreeg de tweede i een haaltje (j).
Dat was mede omdat er in de Middeleeuwen vaak geen punt op de i werd gezet en ii soms verward werd met de u.
Vanwege die verwarring met de u raakte overigens ook de y (de i-grec),
in sommige woorden in gebruik als schriftelijke weergave van een [ie]-klank.
Het woord wijf (in de Middeleeuwen uitgesproken als [wief]) kon volgens,
Nicoline van der Sijs (in haar boek Taal als mensenwerk.
De geschiedenis van het ABN) geschreven worden als wif, wiif, wyf en wief.
In de loop van de zestiende eeuw veranderde de uitspraak van de ij: van [ie] naar [ei].
De ei is ontstaan uit een e voor woorden met -nd of -nt
(wij zeggen einde, maar het Duits nog steeds Ende),
uit de Germaanse lettercombinatie egi (zo kennen wij zeil en het Duits Segel),
of uit de combinatie ai (heide, naast het Gotische haidi).
De ei werd vroeger uitgesproken als [ee] en later als [ai].
Tussen 1500 en 1700 veranderde de uitspraak in [ei].
Het gevolg van dit alles was dat rond 1700 de uitspraak van de ei en ij samenviel.
Daarmee kwamen ook de spellingproblemen: is het nu peil of pijl, reizen of rijzen?
Het onderscheid tussen ei en de ij is op schrift altijd blijven bestaan.