Lijnolie koken kan twee dingen betekenen: het maken van standolie (een door middel van oxidatie voorgepolymeriseerde olie) of het maken van een gekatalyseerde olie. Een voorgepolymeriseerde olie maakt men eigenlijk nooit zelf. Gekookte lijnolie is (vrijwel) altijd een synoniem voor gekatalyseerde lijnolie.
Lijnolie is een meervoudig onverzadigde olie en is als zodanig onderhevig aan polymerisatie onder invloed van zuurstof uit de lucht, waarbij het langzaam uithardt tot een hars. Dit proces kan zeer aanzienlijk versneld worden door toevoeging van katalysatoren, meestal (zware) metaalzouten. Deze eigenschap is ontdekt door vlaamse kunstschilders in de 16e eeuw; men kwam erachter dat witte lijnolieverf (verkregen door het mengen van lijnolie met het pigment loodwit) veel sneller uithardde dan vele andere kleuren, en concludeerde dat het loodwit hiervoor verantwoordelijk was. Om loodwit, dat zeer slecht oplosbaar is, goed te mengen, en gebruik te kunnen maken van de drogende (katalyserende) eigenschappen ervan moet het langdurig met olie gekookt worden - daar komt de naam gekookte lijnolie vandaan.
Bij het koken ontstaan loodzouten van (vrije) vetzuren - loodzepen - die de feitelijke katalysatoren zijn. Toen men daar eenmaal achter was konden ook 'losse' siccatieven (drogers, katalysatoren) gemaakt worden door op andere wijze dan het verkoken van lijnolie met loodwit die metaalzepen te maken. Ook werd ontdekt dat andere metalen ook katalyserende eigenschappen hebben, en soms andere effecten op de verf hebben. Inmiddels is het gebruik van loodwit als pigment en als siccatief overigens verboden.
Met deze kennis was/is het dus eenvoudig om kant en klare siccatieven te maken die aan verfmengsels, of aan rauwe lijnolie, toegevoegd kunnen worden, zonder dat er nog gekookt hoeft te worden. Toch blijft men lijnolie met siccatief 'gekookte lijnolie' noemen, ook al hoeft het niet meer gekookt te worden.
De huidige siccatieven bestaan meestal uit mengsels van zouten van vetzuren en andere organische zuren met overgangsmetalen, zoals kobalt, zirconium, en mangaan, die allemaal oplosbaar zijn in 'peut'. Meestal worden die siccatieven verkocht als geconcentreerde oplossingen (in peut of een aanverwant organisch oplosmiddel); die kunnen rechtstreeks met verf of lijnolie gemengd worden.
Koken is dus niet meer nodig - je maakt simpel een 'gekookte' (gekatalyseerde) lijnolie door rauwe lijnolie met een mengsiccatief te mengen. Mijn formulering is:
50 % rauwe lijnolie
43 % oplosmiddel (gomterpentijn en citrusterpenen; beide natuurproducten, maar daarom niet minder ongezond dan aardoliedestillaten ;-) )
5 % standolie (geeft wat meer body aan de uitgeharde hars)
2 % mengsiccatief
Als je goed zoekt is er wel oude informatie te vinden over het zelf formuleren van lijnolieverven en in veel mindere mate lijnolie-afwerkingsproducten, maar voor het oprapen licht het niet.
'Mengen en roeren' bevat flarden van informatie; daarnaast
'Die Fette und Oele' (een vooroorlogs Duits werkje uit een hele serie van chemische 'zaknaslagwerkjes'
'Practical Formulas for Hobby or Profit'
'A History of Industrial Chemistry'
'Oil Colours and Printing Inks'